Het moet machtig mooi zijn om in Europa een wilde beer tegen te komen, de grootste carnivoor op ons continent. En eigenlijk is dat eenvoudiger dan gedacht. Op anderhalf uur vliegen van Nederland en dan nog een kleine anderhalf uur rijden ligt het Kroatische Rišnjak National Park, een natuurgebied met een karstlandschap van dolines, grotten, bergen en wouden vol naald- en loofbomen. Er groeit edelweiss en er leven lynxen, wolven en een behoorlijk aantal bruine beren. Als je een tocht maakt met een parkranger naar een bergweide op ongeveer 30 km van het parkhoofdkwartier bij Crni Lug, heb je bijna 100 procent kans om ze in het wild te zien. Behalve als de beren in winterslaap zijn natuurlijk.
Eind mei was ik in het gebied. Ik had helaas geen gelegenheid om zo’n berentocht te maken, dus ik heb ze niet op de (onverharde) weg of rond de bergweide gezien. Maar als je het 4,5 km lange educatiepad vanaf het parkhoofdkwartier volgt kun je voldoende ander wild tegenkomen. Een prachtig hert bijvoorbeeld, dat rustig aan een struik staat te knabbelen. Of daar, aan je voeten, op dat blad met die mooie nervenstructuur. Ook in het klein kan wildlife er schitterend uitzien.
Nog een tip: het gaat goed met de berenstand in Kroatië. Jaarlijks mag een klein aantal ‘probleemberen’ afgeschoten worden. Het hotel van Planinarski Centar Petehovac, op een bergtop een paar kilometer buiten het stadje Delnice niet ver van het nationale park, biedt buiten het menu om regelmatig berengoulash aan. Stevig, smakelijk vlees dat nu eens niet naar kip maar naar runderstoofvlees smaakt.

Berengoulash met njoki